De Maas van Bram Peper

Op de watertaxi met de oud-burgemeester: 'Aanvankelijk vond ik Rotterdam helemaal geen stad'

photo-onderstroom-big

Na zeven operaties aan zijn knie, een gevolg van een bacteriële infectie, loopt Bram Peper inmiddels niet meer al te best. Het kleine stukje van Loos naar de halte Veerhaven van de watertaxi wil hij dan ook liefst even worden gereden. ‘Maar ik lééf dus nog wel hè’, repliceert hij strijdlustig nadat een mede-Rotterdammer even ervoor wat al te zorgelijk naar zijn fysieke conditie heeft geïnformeerd.

Dat dat inderdaad nog wel degelijk het geval is, merken ook wij wanneer we met onze VIP-passagier letterlijk en figuurlijk van wal steken voor een interview. Peper zegt nog altijd rechttoe-rechtaan waar het volgens hem op staat, en noemt waar nodig ook gerust man en paard.

Over barre tijden en successen

Een gesprek over de barre tijden die hij tussen 1982 en 1998 in de Rotterdamse politiek meemaakte, maar vooral ook over de reeks successen die hij met zijn toenmalige wethouders voor de stad boekte: ‘De grondtonen van het Rotterdam van nu zijn in mijn tijd gezet. Dat wordt door god en iedereen wel erkend.’

Wat zijn uw eerste herinneringen aan de stad?

‘De eerste dateren van 1957. Ik woonde in Haarlem en reisde die zomer met mijn oom Adriaan naar Rotterdam om bliksemafleiders te controleren. Dat speelde zich geheel en al af rond de paviljoenen van Maasoord, het latere psychiatrisch ziekenhuis Delta. In Rotterdam zelf kwam ik toentertijd niet. Dat gebeurde pas vanaf 1966, het jaar waarin ik werd gevraagd als wetenschappelijk medewerker aan de nieuwe faculteit sociale wetenschappen. Ik kwam terecht in een voormalig havengebouwtje aan de St. Jobsweg.

‘Ik ben toen trouwens niet in Rotterdam maar in Capelle aan den IJssel gaan wonen. Ja, waarom? Ik had toen een rijke vrouw en dat huis werd zo maar voor ons gekocht door haar vader. Het zal ermee te maken hebben gehad dat we heel jonge kinderen hadden, en dat het om een huis met een tuin ging. Ik had ook nog niet zo veel met Rotterdam, ik was echt aan de studie en wilde graag promoveren.’

Vijftien jaar later werd u hier wel burgemeester, hoe was in die tussentijd die band met Rotterdam ontstaan?

‘Aanvankelijk vond ik Rotterdam helemaal geen stad. Ik zeg het met enige ironie, maar dat was toch mijn opvatting erover. Kijk, ik kom uit Haarlem – naar Nederlandse maatstaven is dát een stad. Na het behalen van mijn hbs b verhuisde ik naar Amsterdam om daar te gaan studeren, en aansluitend heb ik ook nog een jaar in Oslo gewoond.’

Rotterdam: weinig intellectuele bagage

‘Enfin, toen ik Rotterdam kwam te werken, durfde ik mezelf wel een kleine en mondaine globalist te noemen. Terwijl ik omgekeerd bij de Rotterdammers op de Erasmus Universiteit vaststelde dat er maar in betrekkelijke mate van intellectuele bagage sprake was. Het viel me op dat ze nooit iets hadden gelezen dat níet over hun eigen studieveld ging.

‘Wat mij vervolgens heeft gemobiliseerd, was de ambitie om dan van Rotterdam een echte stad te gaan máken. Dat werd mijn ideaal: het streven naar een complete stad, die zich kenmerkt door een evenwichtige demografie, door diversiteit, door een vitale economie, door een aantrekkelijk woonklimaat en een passend cultureel aanbod.

‘De eerste jaren van het college, van ’82 tot ’86, waren nog bar doordat ze in het teken stonden van forse, door het Rijk opgelegde bezuinigingen, maar erna zijn we begonnen om dat beeld van dat nieuwe Rotterdam te realiseren. Met een omvangrijk investeringsprogramma. Ik was nou eenmaal niet van de lintjesknipperij, hè.’

photo-onderstroom-big

Hoe kreeg een en ander in uw hoofd vorm?

‘Ik heb het nooit uitgesproken, maar ik redeneerde altijd: stel dat ik nu een jong mens zou zijn, wat zou er voor mij dan moeten gebeuren om trots op mijn stad te raken – en dan voorbij dat oer-chauvinisme dat er in Rotterdam altijd wel is geweest? Die creativiteit is ook opgepakt door de doeners en denkers met wie ik in het college mocht samenwerken, zoals Roel den Dunnen, Henk van der Pols, Jan Laan, Wim van der Have, Pim Vermeulen en Joop Linthorst, en door de ambtenaren. Die kwamen met de gekste ideeën uit wijken en buurten.

‘Zo is het gaan bloeien. Daar zijn de Erasmusbrug en de Kop van Zuid van Riek Bakker (toenmalig directeur Stadsontwikkeling) uit voortgekomen, het WTC, we zijn de spoortunnel gaan graven, de tweede Van Brienenoordbrug is er gekomen, en we hebben de basis gelegd voor de Tweede Maasvlakte. Er gebeurde gewoon te veel om op te noemen, het optimisme was enorm. Ik ben zelf geloof ik in het midden van de jaren negentig begonnen met de Witte de Withstraat, dat was zo’n godvergeten bende.’

Welke hobbels moesten zoal worden genomen?

‘Eentje ervan was natuurlijk dat ik als burgemeester een paar portefeuilles onder me had, die ertoe bijdroegen dat sommige mensen een hekel aan me hadden. Spangen, de prostitutie, de politie, Perron Nul – dat waren ingewikkeldheden die ook nog moesten worden opgelost. En over die hoogbouw op de Kop van Zuid is nog wel wat te doen geweest. Een zeker conservatisme is de PvdA nooit vreemd geweest, wat maakte dat het plaatselijk bestuur zijn bedenkingen had.’

Geen behoefte aan spiegelpaleizen

‘De bewoners van Zuid hebben geen behoefte aan al die spiegelpaleizen op de Maasoever, zo luidde het bezwaar. Ze zouden alleen maar het verschil tussen rijkdom en armoede in de stad markeren. Nou, dat wilden Riek en ik nog wel eens uit hun eigen mond horen. We tuigden een heel circus op om de mensen op Zuid het een en ander te gaan uitleggen, en de reactie daar was: “Fantastisch, eindelijk worden we serieus genomen”.
‘Ze omármden de plannen, en dus moest de partij wel in ons verhaal mee. Het enthousiasme voor Het Nieuwe Rotterdam, zoals we dat communiceerden, is werkelijk door de hele stad gedragen.’

photo onderstroom big
Riek Bakker

Die sterke betrokkenheid van Rotterdammers met hun stad, hoe valt die te verklaren?

‘Rotterdam is een stad van immigranten. Een kenmerk van hen is dat ze niet meer teruggaan naar waar ze vandaan komen en dat ze een grote gevoeligheid bezitten om zich aan een nieuwe vestigingsplaats te verbinden. Het tweede effect van het zijn van een immigratiestad is dat de inwoners gevoelig blijven voor nieuwigheden. Meestal is het de elite die het verzint, maar ze zijn blij dat gebeurt en het resultaat vinden ze prachtig. Immigranten zelf blijven ook veelal vernieuwingsgezind en zijn zodoende bereid om dingen te ondernemen. Rotterdam laat zichzelf en haar inwoners daarvoor veel ruimte.’

De stad voerde toch ook lang de ‘verkeerde lijstjes’ aan, zoals dat onder uw opvolger Ivo Opstelten heette.

‘Voor mij is de breuk met dat optimisme begonnen in het tijdperk van de wethouders Kombrink en Simons, die zich weinig gelegen wilden laten liggen aan Het Nieuwe Rotterdam, omdat dat programma te veel met mij geassocieerd kon worden. Met dat soort afrekeningen heb je in de politiek helaas voortdurend te maken, hoe kinderachtig ook.’

Opstelten vertelde ‘leugens’

‘Ivo Opstelten, op zijn beurt, wilde afstand van mij nemen door die aantoonbare leugen in de wereld te brengen dat wij in Rotterdam de verkeerde lijstjes waren gaan aanvoeren. Met cijfers kon ook toen al worden weerlegd dat dat het geval niet was. Tegelijkertijd was het ongelofelijk dom en verschrikkelijk, want uiteraard zeer contraproductief. De stad raakte weer down. Ach, over Opstelten valt veel te zeggen. Hij was zo’n klassieke burgemeester, ook in zijn postuur en stem, maar niet iemand die probeert in de haarvaten van de stad door te dringen en intellectueel wat op anderen over te brengen.’

photo onderstroom big

Is Rotterdam hoe dan ook geworden wat u zich er dertig jaar geleden bij voorstelde?

‘Ik kijk met voldoening rond, ja. Ik ben niet ontevreden over mijn professionele leven als burgemeester hier Het is oogsttijd nu, en volgens mij is het gelukt om de jongeren van vandaag trots te laten zijn op Rotterdam. Maar hoe het er beleidsmatig voorstaat, weet ik niet. Ik ben al te lang weg uit de politiek om in te kunnen schatten of het huidige stadsbestuur nu ook weer een dragende visie heeft over hoe het met Rotterdam verder moet.

‘In elk geval kun je van Leefbaar zeggen dat ze het de afgelopen jaren prima hebben gedaan, en ook Ahmed doet het goed. De keren dat ik hem zie opereren in het openbaar bevalt me dat prima. Maar hij moet zeker de PvdA niet gaan leiden. Je moet er toch ernstig rekening mee houden dat de partij niet in de regering komt, en een partijtje oppositie voeren dat is toch niet zijn biotoop.’

Toen u hier ooit kwam wonen, had u weinig met Rotterdam. Bent u er uiteindelijk wel van gaan houden?

‘Ik voel me zo ongelofelijk verbonden met deze stad ja, ofschoon ik helemaal geen sentimentalist ben. Toen ik gesodemieter met Rotterdam had in verband met die zogenaamde bonnetjesaffaire heb ik overwogen me definitief in Den Haag te vestigen, en erover gedacht terug te keren naar Amsterdam, Haarlem of zelfs Oslo, daar ben ik ook nog altijd enigszins verliefd op. Maar het is vanuit Den Haag toch weer Rotterdam geworden. En ik ga hier nooit meer weg.’


Meer Onderstroomzie alles